2020

RKD BULLETIN

De ‘totaal expositie’ van W.B. Tholen bij de Rotterdamsche Kunstkring in 1906

Evelien de Visser

De grootste solotentoonstelling van Willem Bastiaan Tholen (1860-1931) die tijdens zijn leven werd georganiseerd vond in 1906 plaats in de Rotterdamsche Kunstkring.1 Tijdens de maanden februari en maart waren in de expositiezalen van de kunstkring aan de Witte de Withstraat maar liefst 111 kunstwerken te zien. Deze werken werden door particulieren, kunsthandelaren en de koninklijke familie ter beschikking gesteld. Het grootste aandeel werken kwam van de schilder zelf. Van deze tentoonstelling bleef veel en divers bronnenmateriaal bewaard.2 Daardoor is het mogelijk de tentoonstelling tot in detail te bestuderen. Wie nam het initiatief tot deze exercitie en waarom? Wie waren bij de organisatie betrokken? Welke werken waren er te zien, hoe werd de selectie bepaald? En tot in hoeverre was de tentoonstelling succesvol te noemen?

Tholens carrière tot 1906
Toen de Rotterdamsche Kunstkring W.B. Tholen vroeg te exposeren was hij een kunstenaar met een gevestigde reputatie [1]. In 1881 nam Tholen voor het eerst deel aan de tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam. Hij werd in de jaren die volgden toegelaten als lid bij de belangrijkste kunstenaarsverenigingen in Nederland: Arti et Amicitiae, Pulchri Studio en de Hollandsche Teeken-Maatschappij en beleefde zijn doorbraak eind jaren tachtig met onderwerpen als polderlandschappen, bosgezichten en zandafgravingen. Critici prezen Tholen om zijn veelzijdigheid en de originele wijze waarop hij alledaagse onderwerpen in beeld wist te brengen. Vanaf 1896 nam zijn carrière een hoge vlucht. In dat jaar werden bij de kunsthandels van Johannes Josephus Biesing (1856-1927) in Den Haag en Abraham Preijer (1862-1927) in Amsterdam drie solotentoonstellingen van zijn werk gehouden.3 Deze solotentoonstellingen kregen om twee redenen een warm onthaal in de pers. Ten eerste omdat er meerdere kunstwerken, uit diverse perioden, bijeen te zien waren. Volgens enkele recensenten was daardoor de ontwikkeling van zijn oeuvre te volgen, in tegenstelling tot de groepstentoonstellingen waar Tholen aan meedeed en waar steeds maar één werk tegelijk te zien was. En ten tweede vanwege ‘de zeldzaamheid van een werk van Tholen hier te lande’.4 Als oorzaak voor de schaarse aanwezigheid van Tholens werk in Nederland werd gewezen naar ‘buitenlandsche kunsthandelaars’. Zij ‘leggen sinds lang onmiddellijk beslag op al hetgeen het niet bijzonder vruchtbaar penseel van deze uitverkorene voltooit.’5 En zo werd er tien jaar later, in 1906, nog steeds over geschreven. Tholens ‘work is not often to be had in his own country, as foreign collectors, with fine discernment, seem to lay claim to whatever he produces – it all goes to England and Germany.’6

1
Willem Bastiaan Tholen
Zelfportret in bosrijk landschap 1895
olieverf op doek 64 x 89 cm
Dordrecht, Dordrechts Museum, schenking Bedrijfsvrienden Dordrechts Museum 2019

Het initiatief om een solotentoonstelling met werk van Tholen te organiseren kwam van de Rotterdamsche Kunstkring.7 Deze vereniging werd opgericht in 1893 naar het voorbeeld van de Haagsche Kunstkring, met het doel het culturele leven in Rotterdam een impuls te geven en om een plek te zijn waar kunstenaars met elkaar in contact konden komen. Dat laatste bleek wat te ambitieus voor een stad als Rotterdam omdat Den Haag en Amsterdam aan het einde van de negentiende eeuw de epicentra van de kunsten waren. Te weinig kunstenaars werden lid en daarom besloot de kring na enkele jaren om zich te concentreren op de kunstlievende leden, bestaande uit verzamelaars en liefhebbers. Die beslissing zorgde voor een gevarieerd programma van eigentijdse cultuur. Kwaliteit, professionaliteit en originaliteit stonden hoog in het vaandel.8 De vereniging streefde er naar om de leden altijd ‘iets nieuws te brengen’ dat elders niet te zien was.9 Zo bracht de kunstkring eerder solotentoonstellingen van onder meer Vincent van Gogh, Floris Verster en Jan Toorop. De in Nederland ervaren schaarsheid van Tholens werk, maakte zijn kunst eveneens tot een interessant onderwerp voor expositie.

In de zomer van 1905 brachten bestuurslid Sophie Plate (1874-1923) en secretaris Georgette Petronella van Stolk (1867-1963) een bezoek aan Tholens atelier [2]. De kunstenaar schreef na afloop van het bezoek aan Van Stolk: ‘Is uw bedoeling schilderijen [te tonen] dan kan ik weinig voor u doen, daar ik bijna niet weet waar mijn werk is beland en zou U willen verzoeken om over Uw voornemens te schrijven aan de Heeren Wallis & Son / The French Gallery / 120 Pall Mall / London. / Was echter uw gedachte gericht op hetgeen U en Mejuffrouw Plate bij mij gezien hebt, dan behoeven wij zoover niet te gaan [en?] [is?] alleen nog maar noodig dat ik met uw wensch instem.’10 Georgette van Stolk antwoordde hem dat ze een ‘mooie, volledige tentoonstelling’ tot stand wilden brengen en daarom zowel de schilderijen als de studies en schetsen wilden laten zien. ‘Het lijkt me of er is gelegenheid om veel moois bij elkaar te krijgen’, voegde ze er nog aan toe.11

Voorbereidingen
Eind oktober gaf Tholen definitief toestemming ‘voor eene totaal expositie van zijn werk’ en gaf hij aan Van Stolk de namen door van kunsthandelaren en particulieren waarvan hij wist dat ze in zijn werk hadden gehandeld of in bezit hadden [3]. Hij noemde de handelaren Biesing, Preijer, de Amsterdamse kunsthandel Frans Buffa & Zonen en Hermanus Gijsbertus Tersteeg (1845-1927) van Boussod, Valadon & Cie (voorheen Goupil). The French Gallery uit Engeland was Tholens belangrijkste kunsthandel. De kunstenaar stond bij hen onder contract tussen circa 1896 en 1906.12 Hij verwachtte dat zij wel mee wilden werken, maar hij betwijfelde of de door de kunstkring gekozen insteek van de tentoonstelling wel haalbaar was, want ‘[…] hetgeen verspreid is kunt gij toch moeilijk laten komen dunkt me en daaronder zijn misschien voor mijn doen de belangrijkste dingen, die in Schotland, Engeland Amerika zijn opgeborgen. In Munchen werd ook van mijn werk verkocht ook in Belgie en Frankrijk, maar ik weet niet waar ’t is gebleven. […] Om kort te gaan; een overzicht te geven van mijn schilderijwerk zal moeilijk gaan.’13 Uit de reacties van de Nederlandse kunsthandel blijkt dat alleen Biesing in het najaar van 1905 nog enkele werken op voorraad had. Hij had Tholens werk ondermeer verkocht aan oud-ministers Nicolaas Gerard Pierson (1839-1909) en Jacob Theodoor Cremer (1847-1923). ‘De overige zijn grootendeels naar het buitenland verkocht.’14 ‘Van veel dienst kan ik U voor de Tholen tentoonstelling niet zijn’, antwoordde kunsthandelaar Tersteeg. ‘In de latere jaren heb ik niets meer van Tholen gehad, en wat ik vroeger gehad heb is, op enkele uitzonderingen na, aan buitenlandsche, vooral Amerikaansche handelaars verkocht […]’.15 Ook Buffa, die als een van de eerste Tholens aquarellen in Nederland verkocht, had ‘heden niets van die meester’ maar verstrekte eveneens enkele adressen van eigenaren in Nederland. Dit na vermelding dat de kunstkring zich het beste eerst kon wenden tot The French Gallery ‘die in de laatste jaren contact met hem hebben of hadden, en waar wij nog kort geleden veel werk zagen.’16

Toch bleek in Nederland wel degelijk werk van Tholen te vinden. Georgette van Stolk schreef in november 1905 bijna twintig eigenaren aan en spoedig stroomden de toezeggingen binnen. In een enkel geval kwam er geen of een negatieve reactie. De eerder genoemde Nicolaas Gerard Pierson was in bezit van het schilderij ‘voorstellende een huis met witte muur, in zon en schaduw’ en bleek huiverig het werk uit te lenen. ‘Dit schilderij is eene sieraad van mijn salon, en haar juist dàn te missen als ik dien gaarne het minst ontsier, levert wel eenig bezwaar op. Van den anderen kant de zaak beschouwende, begrijp ik dat dit prachtstuk van den meester, dat steeds groote bewondering [oogst] zeker wegens zijn heerlijk koloriet, op een tentoonstelling als de bedoelde kwalijk ontbreken mag.’17 Jan Albertus van der Loeff (1854-1920) was aan zijn ‘Tholen’ gehecht en wilde eerst weten hoe lang de kunstkring het schilderij wilde exposeren. ‘Mijn collectie schilderijen is namelijk niet groot en er ontstond bij wegneming van het stuk aan deze wand eene ledige ruimte, welke ik niet kan aanvullen. Dit hindert nu niet erg voor korten tijd, maar al duurt het lang, dan is het niet aangenaam.’18 Tholen nam persoonlijk contact op met Van der Loeff om hem een vervangend schilderij te lenen uit eigen bezit voor de duur van de tentoonstelling, tot tevredenheid van Van der Loeff. Maria Magdalena Alida Tersteeg-Pronk (1845-1925), echtgenote van de kunsthandelaar, wilde haar twee schilderijen ‘met genoegen’ voor de tentoonstelling afstaan maar alleen ‘als de Heer Tholen dit wenscht, maar anders niet’ [4].19 Naast collectioneur Herman Karel Westendorp (1868-1941) en de verzamelende gebroeders Marinus Johannes (1841-1924) en Jacobus Johannes Tiele (1835-1911), waren het vooral familieleden, vrienden en andere bekenden van de kunstenaar die zijn werk in bezit hadden.

De tentoonstellingsselectie werd eind 1905 nog uitgebreid met aquarellen. Uiteraard kon Tholen zich daar ‘heel goed mee vereenigen voor de volledigheid’.20 Een tweede verzoek aan Pierson, die blijkbaar ook in bezit was van de aquarel Melkinrichting de Sierkan, werd wel ingewilligd [5]. De koninklijke familie ontving een aanvullende brief waarin ze werd gevraagd de aquarel Cannenburgh beschikbaar te stellen.21 De kunstenaar had de waterverftekening graag voor de tentoonstelling, ‘ter bevordering van de hooge belangstelling’.22 Helaas bleek deze zich te bevinden in de particuliere vertrekken van Harer Majesteit en was daarom niet beschikbaar. Het schilderij Nacht, waar Van Stolk al eerder naar informeerde bij het hof, was in bezit van Hare Majesteit koningin-moeder Emma (1858-1934) en kon wel worden uitgeleend.23

2
Het atelier van W.B. Tholen in de Kanaalvilla te Scheveningen
Verblijfplaats onbekend
Deze moderne afdruk bevindt zich in de collectie van het RKD

#

3
Brief van Willem Bastiaan Tholen aan G.P. van Stolk
d.d. 8 november 1905
Rotterdam, Stadsarchief Rotterdam, Archief Rotterdamsche Kunstkring, inv.nr. 36

4
Willem Bastiaan Tholen
Stilleven ca. 1890
olieverf op paneel 24,3 x 31 cm
Verblijfplaats onbekend

5
Willem Bastiaan Tholen
Melkerij De Sierkan ca. 1889
aquarel 685 x 932 mm (met lijst)
Leiden, Museum De Lakenhal, bruikleen van de Vereniging van Belangstellenden

Transport
Het schilderij van de koninklijke familie werd door de staf van het hof verzonden vanaf Paleis Soestdijk. Voor de andere kunstwerken die uit het oosten van het land moesten komen schreef Van Stolk Kunsthandel Gerbrands uit Arnhem aan.24 Een ‘vertrouwd persoon’ van de kunsthandel zou naar de verschillende plaatsen afreizen om de schilderijen in te pakken en te verzenden. Ze werden vervolgens per stoomboot Concordia naar Rotterdam vervoerd.25 In Amsterdam kon de kunstkring voor het verzamelen van de bruiklenen vertrouwen op de hulp van hun eigen voormalig penningmeester Albert Reballio (1865-1936).26 Hij was medewerker van de Amsterdamse kunsthandel C.M. van Gogh en Georgette van Stolk stond in goed contact met hem. Op dinsdag 13 februari, vier dagen voor de opening, werden alle kunstwerken die zich in Den Haag bevonden opgehaald met een verhuiswagen. Er zouden meer dan zestig werken vanuit Tholens huis, de Kanaalvilla, worden opgehaald. Hij vroeg Van Stolk: ‘[…] zou het dan misschien zóó geschikt kunnen worden dat ’s morgens het eerst bij mij de inzending werd afgehaald? Ik zou dat erg rustig vinden, en voor de wagen waarschijnlijk hetzelfde’.27 Ook een andere eigenaar had een speciaal verzoek, of het schilderij kon worden afgehaald ‘liefst door een voorzichtig man want het hangt boven een kostbaar porceleinkastje.’28

Inrichting
Na overbrenging van de kunstwerken naar het gebouw van de Rotterdamsche Kunstkring reisde Tholen af naar Rotterdam om te helpen bij het ophangen. ‘Ik ben de laatste tijd of liever gezegd tegenwoordig zoo voor die tentoonstelling bezig, dat ik een gevoel van verantwoordelijkheid begin te krijgen: dat ik moet mede helpen om alles zoo goed mogelijk te maken.’29 Tholen vatte het inrichten uiterst secuur op. Zo had hij nog wel wat aan te merken op het bovenlicht in de expositiezalen [6]. ‘Toen ik laatst de tentoonstelling van Suze Robertson zag, kwam het mij voor dat de zaal niet zoo licht was als men van al die ramen zou kunnen verwachten. Ik zou daarom gaarne de vrijheid nemen om een huishoudelijke vraag te doen en wel of de ruiten misschien ook vuil zijn. Vooral in een groote stad als Rotterdam, wordt zoo’n boovenlicht spoedig met een stoflaag bedekt die dagelijks aangroeit en al meer en meer het licht dempt. Mogt het zoo zijn dat die glazen in lang niet zijn nagezien (daar het misschien niet gemakkelijk is) dan wilde ik U gaarne vriendelijk verzoeken er eens na te laten willen zien.’30 Ook aan de vooravond van de opening van de tentoonstelling ontging Tholen geen enkel detail: ‘het dokterkoetsje zoo mogelijk een ietsje achterover dat het in het volle licht hangt’ en of er nog twee schilderijen uit de lijst konden worden gehaald om ‘goed met water’ te worden schoongemaakt.31

#

6
De expositiezaal van de Rotterdamsche Kunstkring in 1910
afbeelding in Catalogus der tentoonstelling van portretminiaturen
Rotterdamsche Kunstkring 27 maart-16 mei 1910

The French Gallery
Toen de tentoonstelling bijna was ingericht, werd plots een grote zending van 22 olieverfschilderijen en 11 aquarellen bij de kunstkring afgeleverd. Afzender: W. Lawson Peacock van The French Gallery. De vereniging had in het najaar al contact gezocht met The French Gallery over de tentoonstelling maar de medewerking hing af van de firmant Peacock die toen op zakenreis in Canada was. Bij zijn terugkomst in januari schreef Peacock dat de firma 25 schilderijen en tussen de 12 en 15 tekeningen van Tholen uit eigen bezit zou sturen en raadde buitenlandse bruiklenen af: ‘Most of Mr Tholens works we have had through our hand’s are in Canada and the States and the import duty and carriage-[re?]take would be more than you would undertake to defray; about 30% at least our value.’32 De tentoonstelling en het selectieproces waren toen al zo goed als afgerond en Van Stolk haastte zich te schrijven dat er inmiddels al veel bruiklenen bevestigd waren en dat de expositieruimte nog maar beperkt was. Ze vroeg daarom slechts één schilderij te sturen, namelijk Haven van Harderwijk. Peacock reageerde hierop met de zending van 22 schilderijen en 11 aquarellen. ‘I am very sorry your 3rd note got mislaid but we were asked by Mr Tholen to make our Collection as complete as possible. I am sure you will be able to do something handsome with them […]’, schreef Peacock in de begeleidende brief met bijgevoegde prijslijst [7].33 Er werden nog drie schilderijen en één aquarel uit de zending in de tentoonstelling opgenomen.34 Penningmeester Maria Nijgh (1875-1954) informeerde bij de kunsthandel naar welk adres ze de overige werken terug konden sturen, want zo schreef zij als argument: ‘As we did not expect them, we did not insure them.’35

Tentoonstelling
Op zaterdag 17 februari werd de tentoonstelling geopend. De expositie was dagelijks geopend tussen 10 en half 5. Er waren 96 schilderijen, 9 aquarellen, 1 houtskooltekening, 1 ‘gekleurde tekening’ en 4 etsen te zien. Al tijdens het selecteren van werken voor de tentoonstelling kwam het onderscheid dat Tholen maakte tussen schilderijen, schetsen en studies ter sprake. Met schilderijen bedoelde hij de atelierstukken. Werken, olieverf op doek, die te zien waren op nationale en internationale exposities, zoals Avond, Landschap te Giethoorn, Molen, Giethoorn en Zeegezicht (nrs. 1, 2, 5, 69 en 89) [8]. De studies en schetsen, meestal olieverf op doek opgeplakt op paneel, waren in de meeste gevallen tussen de 20 en 30 cm hoog en tussen de 30 en 40 cm breed. Naar eigen zeggen waren deze werken nooit buiten het atelier van de kunstenaar te zien geweest [9].36 Er waren 65 kunstwerken te koop: zestig uit Tholens bezit, drie van Biesing, drie van The French Gallery en twee van Preijer. De vraagprijzen liepen uiteen van 3000 gulden, voor het grote doek Giethoorn (200 x 150 cm) van Biesing, tot 175 gulden. De meeste waren echter onder de 500 gulden geprijsd. Bij verkoop rekende de kring 10 procent commissie.37

Pers
De tentoonstelling kon rekenen op enige belangstelling in de pers [10].38 De kritieken waren overwegend gunstig maar niet laaiend enthousiast. Critici schreven met name positief over de diversiteit en het uitzonderlijke karakter van Tholens onderwerpskeuze, en (wat tien jaar eerder ook al werd geschreven) de wijze waarop hij deze onderwerpen in beeld bracht. A.C. Loffelt schreef: ‘Hij verstaat de groote kunst van de schijnbaar onbeduidendste onderwerpen een harmonische, fijn gevoelde vertolking te geven.’ Maar, zo oordeelde hij, dit maakte Tholen geen ‘hemelbestormer onder onze vaderlandsche schilders [….].’39 Volgens een andere criticus was Tholen groot in het kleine. ‘Hij houdt zich aan het bescheidene, maar handhaaft zich op dat plan als een meester in zelfbeheersing en vakbekwaamheid.’40 Hij had, volgens de recensent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘een levendige opmerkingsgeest’ maar geen ‘sterk temperament’. Toch is hij ‘zeer bekwaam en hij heeft veel smaak. […] Een landschap bij hem is niet de natuur, het is een stukje buiten met iet [sic] toevallig-eigens en zonder het sterk-algemeene’.41 Het meest uitgebreide artikel over de tentoonstelling was van de hand van kunstcriticus Albert Plasschaert (1874-1941), een goede vriend van de kunstenaar [11].42 Volgens Plasschaert is Tholen ‘een kunstenaar met behagen om uit allerlei, uit veel, een beweeglijke eenheid te maken; een bizonder gemak bezittend voor compositie; een der meest gekenmerkte, en toch niet ontraditioneele schiders van nu […].’ Toch legt de criticus de vinger op dezelfde zere plek. ‘Tholen, z’n lust, gaat tot het malsche, mollige, niet jubelende, in kleur. Het is dikwijls, van geaardheid, wat droefgeestig. […] Het werkt langzamer op u in. […] Tholen’s werken schokken niet, ze overreden langzaam.’43

De rol van Plasschaert
Bij de tentoonstelling verscheen een sobere maar zeer informatieve catalogus, waarin de werken chronologisch gerangschikt staan en gegevens over materiaal en techniek, afmetingen en eigenaren zijn opgenomen. Die catalogus had Tholen grotendeels te danken aan Plasschaert. Het was voor de kunstenaar een hele klus de gegevens over de kunstwerken uit zijn bezit te verzamelen: ‘Hierbij de lijst. Er ontbreken eenige maten, maar vergeef me, ik heb geen lust meer om te meten.’44 Twee dagen later: ‘Toen ik je couvert las, dacht ik: ,,Kind praat me toch niet meer van jaartallen!” maar ik zal nog een laatste slok uit de giftbeker nemen en gaan kijken.’45

Plasschaert bleek voor Tholen een grote hulp bij de totstandkoming van de tentoonstelling. Uit de correspondentie is op te maken dat de kunstenaar met name opzag tegen het organisatorische aspect en de omvang van de onderneming. Al in de zomer van 1905 werd Plasschaert bij de expositie betrokken. Van Stolk schreef op 19 juni over het plan aan zowel Plasschaert als Tholen, om de hulp van de eerste in te roepen.46 Plasschaert correspondeerde in de loop der maanden met Tholen en Van Stolk en zag erop toe dat de kunstenaar tijdig een lijst van eigenaren samenstelde. Maar Tholen wist niet goed waar zijn werk gebleven was: ‘Verder bij deze en gene hier en daar. En ik weet niet wie en ik weet niet wat. Tot zoo ver alles onzeker.’ En verderop in dezelfde brief aan Van Stolk: ‘De Heer Plasschaert sprak er ook met mij over dat hij de lijst wilde samenstellen; voor het zoover is, zal er nog heel wat lief en leed moeten geleden worden en zal uw pen een onnoemlijk aantal malen in de donkere inktpot zijn weggedoken, om tot klaarheid te brengen wat nog onduidelijk voor ons ligt.’47 Toen alle werken eenmaal in Rotterdam waren aangekomen, vroeg Tholen Plasschaert naar Rotterdam te komen om te helpen inrichten. Dan konden ze daarna gelijk de prijslijst samen doornemen.48

De correspondentie die Tholen en Plasschaert over de tentoonstelling voerden is interessant vanwege het persoonlijke karakter en vriendelijke toon, in vergelijking met de zakelijke en wat afstandelijke briefwisseling tussen de kunstenaar en Van Stolk. Zo vertrouwde Tholen Plasschaert vlak voor de opening toe dat de tentoonstelling niet de totaalexpositie was geworden, die hij voor ogen had. ‘Wat schilderijen en watercolors betreft is de tentoonstelling dunnetjes en geeft heelemaal geen voorstelling van hetgeen ik gemaakt heb; een stuk of wat schilderijen van vroeger en een paar anderen, die toevallig hier zijn gebleven. Hoe het ook zij – het is niet anders!’49 Mogelijk had Tholen verwacht, of in ieder geval gehoopt, herenigd te worden met al zijn belangrijke stukken die naar het buitenland waren verkocht en die bij hem en het publiek uit het zicht waren geraakt. Dit zou worden aangevuld met studies en schetsen uit zijn bezit. In de uiteindelijke selectie bleken de verhoudingen precies andersom te liggen en waren er voornamelijk studies en schetsen uit Tholens bezit, aangevuld met een kleine groep bruiklenen van anderen.50

#

7
Brief van W.L. Peacock aan [M. Nijgh] met prijslijst
d.d. 16 februari 1906
Rotterdam, Stadsarchief Rotterdam, Archief Rotterdamsche Kunstkring, inv.nr. 146

#

7a

#

7b

8
Willem Bastiaan Tholen
Molens bij Giethoorn 1882
olieverf op doek 94,5 x 150,5 cm
België, particuliere collectie
Foto: P. den Ouden/Van den Dool, Sliedrecht

9
Willem Bastiaan Tholen
Verwers ca. 1891
olieverf op paneel 26,5 x 24 cm, veiling Den Haag (Venduehuis), 24 april-22 mei 2019, lot 105

#

10
A.T.
‘Tentoonstelling W.B. Tholen’ De Week 1906
p. 765

11
Willem Bastiaan Tholen
Portret van Albert Plasschaert, 1916
olieverf op doek 69 x 52 cm
Den Haag, Haags Historisch Museum

Opbrengst en verkoop51
De tentoonstelling sloot op 28 maart en trok in iets meer dan een maand 1372 bezoekers.52 Er werden 15 schilderijen en één aquarel verkocht, alle afkomstig uit het bezit van de schilder [12]. Tholen ontving van de kunstkring voor de verkoop in totaal 3312,50 gulden (nu iets meer dan 40.000 euro), wat neerkomt op een gemiddelde van iets meer dan 200 gulden per werk (en bijna 2500 euro nu).53 De kopers kwamen vooral uit de eigen kennissenkring van de kunstenaar. Zo kochten Cobi Witsen (1851-1930), de hartsvriendin van Tholens vrouw, en kennissen Marie Boddaert-Gelderman (1844-1914) en haar dochter Anna Ortt-Gelderman (1871-1947) ieder een schilderij. Andere kopers behoorden, evenals de bestuursleden van de kunstkring, tot het gegoede milieu in Rotterdam, zoals de zus van Georgette van Stolk, Grietie (geb. 1860) en haar man William Smith (1849-1918), en Johannes Coenraad Moulijn (1862-1931), een broer van de kunstenaar Simon Moulijn.54 Ook de voormalige penningmeester van de kunstkring, de bankier Anton Bernhard Henny (1872-1958), kocht een werk (een uit de laagste prijsklasse). De Amsterdamse jurist Gerardus Willebrordus van Neijenhoff (1856-1923) voegde met de aankoop van het schilderij Gieters (nr. 55) de derde ‘Tholen’ toe aan zijn verzameling [13]. Ook de broers Tiele kochten op deze tentoonstelling. Via Plasschaert kwam Tholen te weten dat Van Stolk interesse had Elburg te kopen (nr. 45). Tholen vond ‘iedere schikking goed die U daarbij aan Plasschaert voorstelde’.55 Maar later vroeg de kunstenaar Van Stolk ‘die schets wel als een herinnering aan de tentoonstelling te willen aanvaarden […] als een klein bewijs van waardeering van de vele moeiten die gij voor mij hebt gehad’.56

Tot slot
In de organisatie van de tentoonstelling van Tholen bij de Rotterdamsche Kunstkring komen alle belangrijke spelers uit het vroeg twintigste-eeuwse kunstcircuit samen; de kunstvereniging, kunstenaar, kunsthandelaar, kunsteigenaar/-verzamelaar en de kunstcriticus. Bovendien wordt door de archiefstukken duidelijk wat een ieders positie was en hoe zij zich tot elkaar verhielden.

De Rotterdamsche Kunstkring was geïnteresseerd in de beeldende kunsten en gespitst op het tonen ervan. Daarin was de kring relatief onafhankelijk. Voor financiële steun kon ze rekenen op de (contributie van de) leden, die afkomstig waren uit de (Rotterdamse) elite. Voor het lenen van kunstwerken voor exposities kon er eveneens een beroep op dit eigen netwerk worden gedaan. De vereniging steunde kunstenaars en zette zich daarom graag in om bij te dragen aan hun bekendheid. Dat het meeste werk op Tholens tentoonstelling uit het bezit van de kunstenaar kwam, dat de invloed van de kunsthandel bij het bepalen van de selectie beperkt was en dat de verkoop tijdens de expositie in eigen hand werd gehouden, moet in dit licht worden gezien.57 Tholen had zich in de kunstkring geen betere partner kunnen wensen. Hij had inspraak bij het selectieproces en werd bovendien goed op de hoogte gehouden wie zijn werk kocht. De Rotterdamsche Kunstkring was wars van commerciële belangen, die naar hun inzicht haaks op de artistieke waarde van de beeldende kunst staan. Dit uitgangspunt maakte de relatie met de kunsthandel gecompliceerd. Veelzeggend is de reactie van Peacock van The French Gallery uit 1897 op een verzoek van de kunstkring om werk van Tholen te lenen: ‘You quite understand we are not driven to show Tholen’s pictures as sell them’.58 Met het tonen van werk van een goedverkopende kunstenaar als Tholen kon een samenwerking met de kunsthandel echter niet worden vermeden.

Het uitgangspunt van de kunstkring om een overzicht van Tholens oeuvre te tonen is ook terug te vinden in de opzet van de bijzonder informatieve catalogus, samengesteld met hulp van Plasschaert. Behalve met Tholen stond Plasschaert in goed contact met de kunstkring. In een brief van Plasschaert waarin de laatste losse eindjes van de Tholen tentoonstelling worden besproken brengt Plasschaert bij Van Stolk meteen een nieuw concept voor een expositie ter sprake: ‘Hopende dat we samen nog eens een tentoonstelling mogen opbouwen: ik denk sterk aan de Tentoonstelling der 99 Portretten b.v.’59 Het werk dat Plasschaert had verzet bij het verzamelen van de gegevens voor de catalogus, kwam bij het schrijven van zijn artikel over de tentoonstelling in Onze Kunst, het meest uitvoerige dat over de tentoonstelling zou verschijnen, goed van pas.

12a
Foto van het schilderij Slagerswinkel van Willem Bastiaan Tholen, met opschrift van A. Plasschaert

12b
Foto van het schilderij Slagerswinkel van Willem Bastiaan Tholen, met opschrift van A. Plasschaert (verso)

13
Willem Bastiaan Tholen, Moestuin en kas van de Ewijkshoeve
olieverf op doek op paneel 32 x 40,2 cm
Dordrecht, Dordrechts Museum, bruikleen particuliere collectie 2013

De totaalexpositie legde Tholen geen windeieren. Het leverde de kunstenaar de opdracht op een schilderij van de Maas te maken ter gelegenheid van het afscheid van de Rotterdamse burgemeester Frederik Bernard s’Jacob (1850-1935).60 In 1908 portretteerde Tholen de Rotterdamse zakenman Antoine Plate (1845-1927) (de vader van Sophie Plate, bestuurslid van de kunstkring). In de jaren na de tentoonstelling schilderde de kunstenaar verder portretten van andere Rotterdamse prominente inwoners zoals dr. G.H. Hintzen (1851-1932), Arnold van den Bergh (1855-1932), enkele leden van de familie Mees en de kunstverzamelaar J.P. van der Schilden (1851-1925).

Was er onder de eigenaren van de geëxposeerde werken bij de kunstkring in 1906 één Rotterdammer (de groothandelaar in boter en kaas M. Gieseler), rond 1930 was Tholens werk te vinden in verschillende belangwekkende Rotterdamse kunstverzamelingen zoals die van Ph. Mees, Henricus Nijgh, C. van Stolk, Baron C.W.F.P. Sweerts de Landas Wyborgh en de Rotterdamse burgemeester A.R. Zimmerman (1869-1939). Met de schenking van Tholens werk uit onder meer de collecties van Willem van der Vorm (1873-1957) en A.J. Domela Nieuwenhuis (1850-1935) aan museum Boymans, was de kunstenaar tenslotte ook in het voornaamste museum van de havenstad vertegenwoordigd.


De getoonde werken

N.B. Titels, dateringen, materialen en afmetingen zijn hieronder overgenomen zoals in de catalogus uit 1906 vermeld.

Voor herkomstgegevens, zie M. Jooren (red.), Willem Bastiaan Tholen (1860-1931). Een gelukkige natuur, tent.cat. Parijs (Fondation Custodia)/Dordrecht (Dordrechts Museum) 2019-2020.

Dit overzicht is gewijzigd op 7 december 2022: het voorheen ongeïdentificeerde nr. 104 is gevonden en toegevoegd.

#

Nummer 1
Avond
Eigenaar: H.M. de Koningin-Moeder


Nummer 2
Landschap te Giethoorn 1881?
olieverf, doek 114,5 x 83 cm
Eigenaar: Pierre François de Friderici (1836-1916) (Deventer), voorzitter van de kunstvereniging Kunstliefde aldaar

#

Nummer 3
Drie molens 1883
olieverf, papier op doek 27,5 x 44,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 225 gulden


#

Nummer 4
Sloot ± 1884
olieverf, doek opgeplakt 31 x 41,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 350 gulden
Verkoopprijs: 300 gulden
Koper: Johannes Coenraad Moulijn (1862-1931) (Rotterdam), broer van kunstenaar Simon (1866-1948)

Nummer 5
Molen 1884, 1885
olieverf, doek 93 x 148 cm
Eigenaar: Hendrik Willem van Rossem (1861-1943) (Dieren), echtgenoot van Margot Tholen (zus van de kunstenaar)


#

Nummer 6
Boomgaard 1885
olieverf, paneel 31 x 45 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 275 gulden
Koper: Mevr. Lebret (Oosterbeek)

#

Nummer 7
Molen 1885
olieverf, doek opgeplakt 39,5 x 38 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden


#

Nummer 8
Sparreboom 1885 of 1886
olieverf, doek opgeplakt 27,5 x 33 cm
Geen vraagprijs
Koper: Jacq. Harlinghuis (Rotterdam)

#

Nummer 9
Landschap met koeien 1885?
olieverf, doek opgeplakt geen afmetingen vermeld
Eigenaar: Laurens van Hulst (1845-1919) (Kampen), boekhandelaar en notaris


#

Nummer 10
Kraaien 1886 of 1887
olieverf, paneel 23 x 35,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 175 gulden

#

Nummer 11
Witte plek 1888
olieverf, paneel 31 x 34,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden
Koper: Jacobus Johannes Tiele (1835-1911) (Den Haag), tabakshandelaar en kunstlievend lid van de Rotterdamsche Kunstkring


#

Nummer 12
Turfmarkt 1888
olieverf, paneel 29 x 35,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 225 gulden

#

Nummer 13
Vliegeren ± 1888
olieverf, doek opgeplakt 30,5 x 40 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 175 gulden


#

Nummer 14
Zandschuiten 1888
olieverf, doek opgeplakt 30,8 x 52 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden

#

Nummer 15
Zanderij 1888
olieverf, doek opgeplakt 29 x 51,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 350 gulden


Nummer 16
Portret [Paul Arntzenius (1883-1956)] 1887 of 1888
olieverf, doek opgeplakt 38 x 30 cm
Eigenaar: W.B. Tholen

#

Nummer 17
Portret [Dora Wilhelmina Arntzenius (1882-1956)] ± 1888
olieverf, doek opgeplakt 38 x 30 cm
Eigenaar: W.B. Tholen


Nummer 18
Speelplaats 1888?
aquarel 448 x 590 mm
Eigenaar: Jacobus Johannes Tiele (1835-1911) (Den Haag)

Nummer 19
Melkinrichting 1888?
aquarel 420 x 652 mm
Eigenaar: Nicolaas Gerard Pierson (1839-1909) (Den Haag), oud-minister, broer van Allard Pierson (1831-1896), kocht bij o.a. Biesing


Nummer 20
Slachthuis 1888, 1889?
olieverf, doek 55 x 39,5 cm
Eigenaar: Maria Magdalena Alida Tersteeg-Pronk (1845-1925)

Nummer 21
Zanderij 1888
1889?
olieverf, doek 68 x 98 cm
Eigenaar: Theodorus Antonius Josephus Gilissen (1858-1918) (Baarn), oprichter van Theodoor Gilissen Bankiers


Nummer 22
Slagerij 1888, 1889
olieverf, doek 56 x 69 cm
Eigenaar: Gerardus Willebrordus van Neijenhoff (1856-1923) (Amsterdam), jurist

Nummer 23
Wintervermaak 1888, 1889
aquarel 485 x 625 mm
Eigenaar: Gerardus Willebrordus van Neijenhoff (1856-1923) (Amsterdam)


Nummer 24
Dokterskoetsje 1889
olieverf, doek 70 x 60 cm
Eigenaar: Jan Albertus van der Loeff (1854-1920) (Den Haag)

#

Nummer 25
Portret [Hendrika Maris-Bloemert (1807-1887)] 1889
olieverf, doek 41 x 35 cm
Eigenaar: W.B. Tholen


Nummer 26
Teekenavond vóór 1890
olieverf, doek 40 x 64 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 425 gulden

#

Nummer 27
Boschhoek vóór 1890
olieverf, doek opgeplakt
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden


#

Nummer 28
Pinken 1890
olieverf, paneel 24,5 x 35 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden
Koper: Anna Ortt Gelderman (1871-1947) (Den Haag)

Nummer 29
Portret [Dora Wilhelmina Arntzenius (1882-1956)] ± 1890
olieverf, doek 59 x 44 cm
Eigenaar: W.B. Tholen


Nummer 30
Stilleven [citroen en limonade (…)] 1890?
olieverf, paneel 24,3 x 31 cm
Eigenaar: Maria Magdalena Alida Tersteeg-Pronk (1845-1925)

#

Nummer 31
Duintop 1891?
olieverf, doek opgeplakt 29,5 x 21,8 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 175 gulden


Nummer 32
Dood beest 1891?
olieverf, doek opgeplakt 39 x 54 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 500 gulden

Nummer 33
Verwers 1891? Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden


Nummer 34
Winter 1891?
olieverf, doek 58,5 x 68 cm
Eigenaar: Herman Karel Westendorp (1868-1941) (Amsterdam), kunstverzamelaar

#

Nummer 35
Straat Enkhuizen 1891
olieverf, doek 40 x 55 cm
Eigenaar: firma Wallis & Son


#

Nummer 36
Veen 1892
olieverf, doek opgeplakt 29,5 x 37,8 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden

#

Nummer 37
Duinen 1892
olieverf, doek opgeplakt 30,8 x 52 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 350 gulden


Nummer 38
Kantoor 1892
olieverf, doek opgeplakt 44,5 x 42 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 300 gulden

#

Nummer 39
Speelplaats 1892
olieverf, doek 63 x 88 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 500 gulden


Nummer 40
Portret [Elisabeth Caroline Arntzenius (1881-1936)] 1892
olieverf, doek 35 x 33 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Waarschijnlijk RKDimages kunstwerknr. 150357

Nummer 41
Portret [Péronne Arntzenius (1883-1953)] 1892
olieverf, doek 27 x 32 cm
Eigenaar: Péronne Arntzenius (1883-1953) (Den Haag), dochter van Bram Arntzenius


Nummer 42
Portret [Constance Arntzenius (1883-1941)] 1892?
olieverf, paneel 39 x 31,5 cm
Eigenaar: Constance (‘Stance’) Arntzenius (1883-1941) (Den Haag), dochter van Bram Arntzenius

Nummer 43
Gele boom 1892
olieverf, doek 58 x 69 cm
Eigenaar: firma J.J. Biesing
Vraagprijs: 1000 gulden


#

Nummer 44
Boschstudie 1892?
olieverf, doek 48,3 x 53 cm
Eigenaar: firma A. Preijer
Vraagprijs: 400 gulden

#

Nummer 45
Elburg 1893
olieverf, doek opgeplakt 33,5 x 36,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden
Koper: Georgette Petronella van Stolk (1867-1963) (Rotterdam), secretaris van de Rotterdamsche Kunstkring van 1903 tot 1907, en bestuurslid tussen 1907 en 1911


#

Nummer 46
Cannenburgh 1893
olieverf, doek opgeplakt 29,5 x 41,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 275 gulden

#

Nummer 47
Nacht ± 1893
olieverf, doek 60 x 87 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 900 gulden


#

Nummer 48
Appelboom 1893
olieverf, doek 55,5 x 69,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 650 gulden

#

Nummer 49
Portret [Péronne Arntzenius (1883-1953)] 1893
olieverf, paneel 39 x 31,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen


#

Nummer 50
Portret [Dora Wilhelmina Arntzenius (1882-1956)] 1893
olieverf, doek, 41 x 34 cm
Eigenaar: Elisabeth Caroline (‘Liesbeth’) Arntzenius (1881-1936) (Den Haag), dochter van Bram Arntzenius

#

Nummer 51
Portret [Péronne Arntzenius (1883-1956)] 1893
olieverf, paneel, 39 x 32 cm
Eigenaar: Dorah Arntzenius (1882-1956) (Den Haag), dochter van Bram Arntzenius


Nummer 52
Portret [Evert Cornelis Ekker (1858-1943)] 1893?
olieverf, doek 44 x 35,8 cm
Eigenaar: Evert Cornelis Ekker (1858-1943) (Oosterbeek), werktuigbouwkundige en na een omvangrijke erfenis kunstschilder, tot 1907 echtgenoot van schilderes Lucie van Dam van Isselt

#

Nummer 53
Ewijkshoeve 1894
olieverf, doek opgeplakt 33 x 44 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 300 gulden


Nummer 54
Uitzicht 1894
olieverf, doek 43,5 x 55,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Mogelijk RKDimages kunstwerknr. 110112

Nummer 55
Gieters 1895
olieverf, paneel 32 x 39,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 275 gulden
Koper: Gerardus Willebrordus van Neijenhoff (1856-1923) (Amsterdam)


Nummer 56
Portretten [Elisabeth Caroline (1881-1936) en Dora Wilhelmina Arntzenius (1882-1956)] 1895
olieverf, paneel 37,5 x 57 cm
Eigenaar: W.B. Tholen

Nummer 57
Schuur 1895
olieverf, paneel 68 x 59,5 cm
Eigenaar: firma J.J. Biesing
Vraagprijs: 750 gulden
Waarschijnlijk RKDimages kunstwerknr. 110113


#

Nummer 58
Honnef 1895
aquarel 315 x 467 mm
Eigenaar: firma Wallis & Son

#

Nummer 59
Honden 1895
olieverf, doek 64 x 95 cm
Eigenaar: W.B. Tholen


Nummer 60
Bouwerij 1895
olieverf, doek 40,8 x 64 cm
Eigenaar: Karel Polano (1852-1911) (Den Haag), arts

#

Nummer 61
Honden 1896
olieverf, doek 70 x 60 cm
Eigenaar: W.B. Tholen


Nummer 62
Biljardspeler 1896
olieverf, doek 58 x 69 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 1200 gulden

Nummer 63
Vijver 1896
olieverf, doek 62 x 148 cm
Eigenaar: Anna Ortt Gelderman (1871-1947) (Den Haag)


Nummer 64
Achter het atelier 1896
aquarel 525 x 755 mm
Eigenaar: Marinus Johannes Tiele (1841-1924) (Den Haag)
Waarschijnlijk RKDimages kunstwerknr. 109900

#

Nummer 65
Giethoorn 1897
olieverf, doek opgeplakt 31 x 42,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 350 gulden


Nummer 66
Kerkhof 1897
olieverf, doek opgeplakt 42,5 x 29,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 225 gulden

#

Nummer 67
Delfzijl 1897 of 1898
olieverf, doek 36 x 45,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 325 gulden


Nummer 68
Kerkje met kerkhof 1897
aquarel 300 x 450 mm
Eigenaar: Machiel Gieseler (1859-1923) (Rotterdam), groothandelaar in boter en kaas

Nummer 69
Giethoorn 1897
olieverf, doek 200 x 150 cm
Eigenaar: firma J.J. Biesing
Vraagprijs: 3000 gulden
Mogelijk RKDimages kunstwerknr. 109817


#

Nummer 70
Giethoorn 1897?
aquarel 490 x 650 mm
Eigenaar: Dr. C.L.G. Becht (Den Haag)

#

Nummer 71
Hattem 1898
olieverf, doek opgeplakt 34 x 34,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden


#

Nummer 72
Haven 1898
aquarel 210 x 350 mm
Eigenaar: Gerardus Willebrordus van Neijenhoff (1856-1923) (Amsterdam)

#

Nummer 73
Herberg 1899
olieverf, doek opgeplakt 23,5 x 22,7 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden
Koper: J.L. Ligtenberg (Leiden)


Nummer 74
Biljard 1899
olieverf, doek opgeplakt 29,8 x 44,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 300 gulden

#

Nummer 75
Havenhoofd 1900?
olieverf, doek opgeplakt 26,5 x 31 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden


#

Nummer 76
Meerpaal 1900
olieverf, doek opgeplakt 27 x 30,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden
Koper: Cobi Witsen (1851-1930) (Den Haag)

#

Nummer 77
Enkhuizen 1900
olieverf, doek opgeplakt 27,5 x 49 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 300 gulden


#

Nummer 78
Haven te Enkhuizen 1900
olieverf, doek opgeplakt 29,5 x 44 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden

#

Nummer 79
Zee 1900
olieverf, doek opgeplakt 31,5 x 22 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 175 gulden


#

Nummer 80
Zee 1900?
olieverf, doek 41 x 62 cm
Eigenaar: firma Wallis & Son

#

Nummer 81
Botter op zee 1900?
olieverf, doek opgeplakt 28 x 37 cm
Eigenaar: Paul Arntzenius (1883-1965), zoon van Bram Arntzenius


#

Nummer 82
Papierfabriek 1902
olieverf, doek opgeplakt 37 x 51 cm
Eigenaar: W.B. Tholen

#

Nummer 83
Papiermolen 1902
olieverf, doek 70 x 49,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 800 gulden


#

Nummer 84
Ophaalbrug 1903
olieverf, doek opgeplakt 24,5 x 30,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 225 gulden

#

Nummer 85
Steenen 1903
olieverf, doek opgeplakt 20,5 x 25,7 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden


#

Nummer 86
Baggeren 1903
olieverf, doek opgeplakt 18,2 x 27,7 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 225 gulden

#

Nummer 87
Slager 1903
olieverf, doek 38 x 33 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 350 gulden


#

Nummer 88
Nijkerk 1903
olieverf, doek opgeplakt 21 x 29 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 375 gulden

#

Nummer 89
Zeegezicht 1903
olieverf, doek 94,5 x 117,5 cm
Eigenaar: firma A. Preijer
Vraagprijs: 2000 gulden


Nummer 90
Slagerswinkel 1903
olieverf, doek opgeplakt 34 x 49 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 475 gulden

#

Nummer 91
Schip in de kerk 1903
gekleurde teekening 720 x 490 mm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 400 gulden


Nummer 92
Kanon 1903
houtskool teekening 485 x 640 mm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden

Nummer 93
Oude Wetering 1904
olieverf, doek opgeplakt 19,8 x 31,3 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 175 gulden
Koper: Anton Bernhard Henny (1872-1958) (Rotterdam), bankier; opdrachtgever van villa Henny door Robert van ’t Hoff; penningmeester van de Rotterdamsche Kunstkring tussen 1903 en 1906


#

Nummer 94
Harderwijk 1904
olieverf, paneel 34 x 32 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden

#

Nummer 95
Brasemer Meer 1904
olieverf, doek opgeplakt 24,3 x 30,8 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 300 gulden


Nummer 96
Schaatsenrijders 1904
olieverf, paneel 20 x 30,8 cm
Eigenaar: Marie Agathe Boddaert Gelderman (1844-1914) (Den Haag)

#

Nummer 97
Zuiderzee 1905
olieverf, doek opgeplakt 20 x 24,8 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden


#

Nummer 98
,,Voor den wind” 1905
olieverf, doek opgeplakt 24,5 x 31,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden
Koper: Jacobus Johannes Tiele (1835-1911) (Den Haag)

#

Nummer 99
Endia 1905
olieverf, doek opgeplakt 24,5 x 27,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 200 gulden


#

Nummer 100
Open deur 1905
olieverf, doek opgeplakt 24,7 x 32,5 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 250 gulden
Koper: Marie Agathe Boddaert Gelderman (1844-1914) (Den Haag)

#

Nummer 101
Volendammer kwak 1905
olieverf, doek opgeplakt 23,7 x 33 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 225 gulden


#

Nummer 102
Volendam 1905
olieverf, doek 40 x 64 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 500 gulden

#

Nummer 103
Schip op helling 1905
olieverf, doek opgeplakt 24,2 x 31,8 cm
Eigenaar: Albert Plasschaert (1874-1941) (Den Haag), kunstcriticus. Plasschaert kocht dit werk van Tholen (zie brief van Tholen aan Plasschaert, d.d. 16 november 1904, RKD, AAP)


Willem Bastiaan Tholen
Shipbuilding, 1905 or 1906
paper, aquarel paint (watercolor) 505 x 665 mm
lower left : WB(iineen). Tholen '06
Rotterdam, private collection William Smith
Nummer 104
Timmerloods 1905
aquarel 510 x 668 mm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 700 gulden
Koper: Grietie van Stolk (1860-1941) en William Smith (1849-1918) (Rotterdam)
Verkoopprijs: 500 gulden

#

Nummer 105
Donderwolk 1905
olieverf, doek 70 x 60 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 1000 gulden


#

Nummer 106
Monnikendam 1906
olieverf, doek 60 x 70 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 1000 gulden

#

Nummer 107
Natte weg 1906
olieverf, doek 50 x 65 cm
Eigenaar: W.B. Tholen
Vraagprijs: 900 gulden


#

Nummer 108
Vier etsen in een lijst
Eigenaar: Albert Plasschaert (1874-1941) (Den Haag)


Deze pagina is gewijzigd op 22-12-2020: de fouten in catalogusnrs. 68 en 69 werden gecorrigeerd


Noten

1 Dit artikel komt voort uit het onderzoek naar Tholen en de kunstmarkt voor de publicatie S. Veldink en E. de Visser, ‘”Benijdenswaardig handig”. Tholen en de internationale kunstmarkt’, in: M. Jooren (red.), Willem Bastiaan Tholen (1860-1931). Een gelukkige natuur, tent.cat. Parijs (Fondation Custodia)/Dordrecht (Dordrechts Museum) 2019-2020, p. 64-75.

2 Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de volgende archieven: Archief Rotterdamsche Kunstkring (ARK) dat wordt bewaard bij het Stadsarchief Rotterdam (SAR), en de archieven van Albert Plasschaert (0372) (AAP) en G.P. van Stolk (0749) (AGS), beide in collectie RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD).

3 Bij J.J. Biesing in Den Haag was in februari en maart een tentoonstelling van hoofdzakelijk schilderijen te zien. Bij Preijer in Amsterdam zou vervolgens grotendeels dezelfde verzameling te zien zijn. Aan de hand van beide tentoonstellingscatalogi valt niet te controleren tot in hoeverre dezelfde werken te zien waren, daarvoor zijn de titels te algemeen. A.C. Loffelt vermeldt echter dat het om dezelfde selectie ging (zie A.C. Loffelt, ‘Tentoonstelling Tholen in Pictura te Amsterdam’, Nieuws van den Dag 26 maart 1896). Het aantal geëxposeerde werken in Den Haag en Amsterdam komt echter niet geheel overeen. Biesing sloot het jaar af met een aquarellententoonstelling die tussen 16 oktober en 30 november werd gehouden.

4 G. [=G.H. Marius], ‘Haagsche kroniek. De Kunst van Tholen. ’s-Gravenhage, 8 Februari’, Algemeen Handelsblad 11 februari 1896.

5 Ibidem. De opmaat voor Tholens succes in de Angelsaksische landen begon in 1887 toen werken van de leden van de Hollandsche Teeken-Maatschappij bij Goupil in Londen werden geëxposeerd. Daarna was Tholens werk te zien in Glasgow in 1888; Londen, Montreal en New York in 1891; en Chicago en Montreal in 1893. Voor zover ik na heb kunnen gaan was Tholens eerste solotentoonstelling bij de Avery Galleries in New York in 1894. Er werd toen een kleine selectie van 13 schilderijen en 2 aquarellen geëxposeerd.

6 J. Gram, ‘Dutch artists of the last twenty-five years. III’, The collector and art critic VII (1906), p. 212.

7 In 1896 was voor het eerst werk van W.B. Tholen bij de Rotterdamsche Kunstkring te zien. In 1897 en 1903-1904 exposeerde hij vervolgens tweemaal in het gezelschap van F. Hart Nibbrig, E. Karsen, J. Mendes da Costa en J. Voerman.

8 T. van Kalmthout, Muzentempels. Multidisciplinaire kunstkringen in Nederland tussen 1880 en 1914, Hilversum 1998, p. 596.

9 Ibidem, p. 542.

10 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 25 juni 1905, SAR, ARK, inv.nr. 36.

11 Brief van G.P. van Stolk aan W.B. Tholen, d.d. 6 juli 1905, SAR, ARK, inv.nr. 66. Deze insteek hanteerde de kunstkring vaker, zo blijkt uit een aankondiging van de Tholen-tentoonstelling in De Maasbode van 18 februari 1906: ‘De Kring schijnt de goede gewoonte getrouw te blijven, om van een persoon zooveel mogelijk werk tegelijk te exposeeren. Dit vinden wij zeer verdienstelijk, want zoo is men alleen in staat een goed oordeel over iemands werk te vormen.’

12 Voor meer informatie over The French Gallery en W. Lawson Peacock, zie Veldink en De Visser 2019 (noot 1). Dat het om een tienjarig contract ging, staat in een brief van Peacock aan de Rotterdamsche Kunstkring uit 1897 (zie brief W.L. Peacock aan de Rotterdamsche Kunstkring, d.d. 16 februari 1897, SAR, ARK, inv.nr. 28). Dat Tholen vanaf 1896 onder contract stond is afgeleid uit de overweldigende aanwezigheid van zijn werk op tentoonstellingen in binnen-en buitenland. Behalve op de drie solotentoonstellingen in Nederland, was hij dat jaar vertegenwoordigd op elf andere plekken. En in 1904 schreef Tholen bovendien nog aan Plasschaert: ‘Als je het [plankje, Oude botter op de helling] kocht, dan kocht je het niet van mij, maar van Wallis & Son […].’ (d.d. 16 november 1904, RKD, AAP).

13 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 8 november 1905, SAR, ARK, inv.nr. 36.

14 Brief van J.J. Biesing aan de Rotterdamsche Kunstkring, d.d. 23 november 1905, SAR, ARK, inv.nr. 36.

15 Uit de verkoopboeken van Boussod blijkt dat het meeste werk naar het Londense filiaal van Boussod ging. Met Amerikaanse handelaars doelde Tersteeg onder meer op Michael Knoedler, die in New York gevestigd was. Knoedler komt zo vroeg als 1887 in Tersteegs verkoopboeken voor als koper van het werk van Tholen; The French Gallery vanaf 1891. Voor de diverse verkoopboeken, zie Den Haag, RKD, Archief Kunsthandel Goupil & Cie (0355).

16 Frans Buffa & Zonen aan G.P. van Stolk, d.d. 23 november 1905, SAR, ARK, inv.nr. 36.

17 N.G. Pierson kocht het schilderij waarschijnlijk op de tentoonstelling bij Biesing in 1896 (nr. 18 ‘Bij de schuur’).

18 Brief van J.A. van der Loeff aan G.P. van Stolk, d.d. 3 december 1905, SAR, ARK, inv.nr. 36.

19 Brief van H.G. Tersteeg aan G.P. van Stolk, d.d. 24 november 1905, ibidem.

20 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 1 januari 1906, ibidem, inv.nr. 37.

21 Niet geïdentificeerd. De aquarel bevindt zich niet in de collectie van de Koninklijke Verzamelingen.

22 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 27 januari 1906, SAR, ARK, inv.nr. 37.

23 Dit schilderij werd op de ledententoonstelling van Arti in 1903 als Avond geëxposeerd en bekroond met de koninklijke gouden medaille. Voor 1000 gulden werd het werk door Hare Majesteit de Koningin aangekocht.

24 Brief G.P. van Stolk aan Kunsthandel Gerbrands, d.d. 19 januari 1906, SAR, ARK, inv.nr. 66.

25 Brief van Kunsthandel Gerbrands aan G.P. van Stolk, d.d. 3 februari 1906, ibidem, inv.nr. 37.

26 Brief van G.P. van Stolk aan A. Reballio, d.d. 5 januari 1906, ibidem, inv.nr. 66. Reballio was penningmeester van de Rotterdamsche Kunstkring in 1902 en 1903. Hij zou Van Stolk opvolgen als secretaris in 1907.

27 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 2 februari 1906, ibidem, inv.nr. 37.

28 Brief van een onbekende afzender aan G.P. van Stolk, d.d. 12 december 1905, ibidem, inv.nr. 36.

29 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 2 februari 1906, ibidem, inv.nr. 37.

30 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 2 februari 1906, ibidem.

31 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 16 februari 1906, ibidem.

32 Brief van W.L. Peacock aan G.P. van Stolk, niet gedateerd, SAR, ARK , inv.nr. 36.

33 Brief van W.L. Peacock aan [M. Nijgh], d.d. 16 februari 1906, ibidem, nr. 146.

34 Het enige schilderij waar Van Stolk om had gevraagd, Haven van Harderwijk, werd niet naar Rotterdam gezonden. Het staat niet vermeld op de prijslijst van de kunsthandel. Het verscheen wel op de jaarlijkse tentoonstelling bij de French Gallery zelf in Londen in mei 1906. Het schilderij staat afgebeeld in: A. Margaux, ‘“My best picture” No. VI. – The choice of eminent Dutch painters’, The Strand Magazine 32 (1906), p. 447 (met als bijschrift: ‘selected by the artist as his best picture. Reproduced by permission of Messrs. Wallis & Son, The French Gallery’). .

35 Brief van M. Nijgh aan W.L. Peacock, d.d. 19 februari 1906, SAR, ARK, inv.nr. 146.

36 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 23 oktober 1905, ibidem, inv.nr. 36.

37 Brief van G.P. van Stolk aan W.L. Peacock, d.d. 25 januari 1906, ibidem, inv.nr. 66.

38 In het archief van de Rotterdamsche Kunstkring worden plakboeken bewaard van tentoonstellingen, maar van de expositie van Tholen zijn helaas geen knipsels aangetroffen (inv.nr. 457). De volgende recensies zijn achterhaald: ‘Rotterdamsche Kunstkring. W.B. Tholen. I’, Nieuwe Rotterdamsche Courant 23 februari 1906; ‘Rotterdamsche Kunstkring. Tholen. II’, [Nieuwe Rotterdamsche Courant] 7 maart 1906; ‘Rotterdamsche Kunstkring. Tholen. III’, Nieuwe Rotterdamsche Courant 14 maart 1906; ‘Rotterdamsche Kunstkring. Tholen. IV (Slot)’, [Nieuwe Rotterdamsche Courant] 19 maart 1906; ‘Rotterdamsche Kunstkring’, De Maasbode 18 februari 1906; ‘Stadsnieuws. Tentoonstelling’, De Maasbode 23 februari 1906; G. [= G.H. Marius], ‘Kunst- en Letternieuws. De Tholen tentoonstelling in den Rotterdamschen Kunstkring’, Het Vaderland 23 februari 1906; A.v.V., ‘Rotterdamsche Kunstkring. W.B. Tholen. Rotterdam, 24 Febr.’, Algemeen Handelsblad 26 februari 1906; A.C. Loffelt, ‘Tholen in Rotterdamschen Kunstkring’, Het Nieuws van den Dag 3 maart 1906 en A.T., ‘Tentoonstelling W.B. Tholen’, Wereldkroniek 24 februari 1906, p. 765.

39 Loffelt 1906 (noot 38)

40 A.v.V. 1906 (noot 38)

41 ‘Rotterdamsche Kunstkring. W.B. Tholen. I’ (noot 38).

42 Plasschaert bezocht het echtpaar Tholen vaak in de Kanaalvilla.

43 Plasschaert 1906 (noot 38).

44 Brief van W.B. Tholen aan A. Plasschaert, d.d. 7 februari 1906, RKD, AAP, inv.nr. 287.

45 Brief van W.B. Tholen aan A. Plasschaert, d.d. 9 februari 1906, ibidem.

46 Brief van G.P. van Stolk aan A. Plasschaert, d.d. 19 juni 1905, RKD, ARK, inv.nr. 66.

47 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 8 november 1905, ibidem, inv.nr. 36

48 Brief van W.B. Tholen aan A. Plasschaert, d.d. 9 februari 1906, RKD, AAP, inv.nr. 287.

49 Brief van W.B. Tholen aan A. Plasschaert, d.d. 7 februari 1906, ibidem.

50 De teleurstelling van de kunstenaar kan mogelijk ook verklaard worden door de grote moeite die hij had om zijn werk los te laten. Meer dan eens schreef Tholen aan Van Stolk dat het voor haar zo lastig was dat hij niet wist waar zijn werk gebleven was, maar Van Stolk kon prima uit de voeten met de namen van eigenaren die Tholen en anderen haar gaven. Dat Tholen het moeilijk vond zijn werk los te laten blijkt ook uit het feit dat hij soms, zodra hij de kans kreeg, werk opnieuw onderhanden nam, vaak jaren na voltooiing. Toen de zending van The French Gallery van bijna 30 werken in februari werd afgeleverd, nam Tholen er twee mee naar huis om er opnieuw aan te werken.

51 Gegevens over verkoop van de werken op de tentoonstelling zijn ontleend aan de geannoteerde catalogi in het archief van de Rotterdamsche Kunstkring (inv.nr. 229), de geannoteerde catalogus van Plasschaert (bibliotheekcollectie RKD) en correspondentie.

52 Notulen van bestuursvergadering van de Rotterdamsche Kunstkring, d.d. 30 maart 1906, SAR, ARK, inv.nr. 7.

53 Brieven van W.B. Tholen aan M. Nijgh, d.d. 9 en 16 april 1906 , ibidem, inv.nr. 146. Voor de waarde berekening is gebruik gemaakt van de ‘De waarde van de gulden / euro’ van het Internationaal Instituut voor sociale geschiedenis (www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php) (geraadpleegd 9 juni 2019).

54 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 19 februari 1906, SAR, ARK, inv.nr. 37. Moulijn schijnt ook bij Tholen geïnformeerd te hebben naar de mogelijkheid om portretten van zijn kinderen te laten schilderen. Er zijn geen aanwijzingen dat deze portretten tot stand zijn gekomen.

55 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 24 [februari?] 1906, RKD, AGS, inv.nr. 27.

56 Brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. maart 1906, ibidem.

57 Voor de relatie tussen de Rotterdamsche Kunstkring en de kunsthandel, zie Van Kalmthout 1998 (noot 8), pp. 605-608.

58 Brief van W.L. Peacock aan de Rotterdamsche Kunstkring, d.d. 16 februari 1897, SAR, ARK, inv.nr. 28.

59 Brief van A. Plasschaert aan G.P. van Stolk, ongedateerd, RKD, AGS, inv.nr. 14 en brief van W.B. Tholen aan G.P. van Stolk, d.d. 19 maart 1906, ibidem, inv.nr. 27.

60 Brief van A. Plasschaert aan G.P. van Stolk, ongedateerd, ibidem, inv.nr. 14.

Cookiemelding

Tijdens het surfen op het internet worden uw voorkeuren onthouden door middel van cookies. Cookies zijn kleine tekstbestanden die door een internetpagina op een pc, tablet of mobiele telefoon worden geplaatst. Cookies worden gebruikt om uw gebruikerservaring te verbeteren door het anoniem monitoren van webbezoek, het delen van informatie op social media mogelijk te maken, de effectiviteit van online marketingcampagnes te meten en om online advertenties aan te passen aan uw interesses. Door te surfen op deze website gaat u akkoord met het plaatsen van cookies.
Ik ga akkoord